Moet ik een GKS gebruiken?
De wetgever zegt dat de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt en de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht, een ticket moeten uitreiken met behulp van een GKS. In een GKS registreert u al uw horecaverrichtingen, niet enkel de ter plaatse genuttigde maaltijden en dranken!.
De 10%-regel bepaalt of u een regelmatige of een occasionele maaltijdverstrekker bent.
Als u een regelmatige maaltijdverstrekker bent, moet u een GKS gebruiken. U verschaft regelmatig maaltijden als de omzet van uw restaurant- en cateringdiensten 10% of meer bedraagt van de totale omzet van uw horeca-activiteiten.
Als occasionele maaltijdverstrekker, bent u niet verplicht een GKS te gebruiken. Wél moet u vanaf 01/01/2015 btw-bonnetjes uitreiken voor de ter plaatste geconsumeerde maaltijden en bijhorende dranken. U mag er natuurlijk voor kiezen vrijwillig zo’n GKS te gaan gebruiken. Dan moet u ook alle regels die ermee gepaard gaan, volgen.
Het aandeel van uw maaltijdverstrekkende activiteiten is dus bepalend. Niet de niche die u koos. Het maakt niet uit of u nu de uitbater bent van een feestzaal, restaurant, taverne, brasserie, eetcafé, kantine, theesalon, restaurant van de sociale economie, een bakkerij met verbruikszaal…
Van zodra 10% van uw horecaomzetcijfer voortvloeit uit restaurant- en cateringdiensten moet u een GKS gebruiken.
Concreet komt het op het volgende neer :
100% meeneem of cateraar zonder bijkomende diensten?
U zal geen GKS moeten gebruiken. Uw activiteiten bestaan namelijk uit het leveren van goederen aan het geldende btw-tarief van 6%.
Omdat u geen restaurant en cateringdiensten levert aan een btw-tarief van 12%, is de teller van uw breuk steeds nul. Het resultaat van de toepassing van de 10%-regel is dan ook steeds nul.
Let op voor het onderscheid tussen “verbruik ter plaatse” en “de levering van een goed”
Ter plaatse genuttigde maaltijden worden niet beschouwd als restaurantdiensten maar als leveringen van goederen als aan volgende voorwaarden samen voldaan zijn:
- De verkochte spijzen en dranken kunnen enkel worden genuttigd in open lucht. Het nuttigen onder een luifel, uitklapbaar dak of eender welke afscherming die niet volledig gesloten is, wordt beschouwd als “in open lucht”.
- De verkochte spijzen en dranken zijn standaardproducten en bereidingen binnen uw activiteitenniche. Zo zijn frietjes, frikadellen en loempia’s bereid in het frituurvet, typische producten voor de frituursector. Een croque monsieur met frietjes is dat daarentegen niet.
- De bereiding gebeurt voortdurend of op regelmatige basis. De dranken en spijzen worden enkel aangeboden in een voor éénmalig gebruik bestemde houder of verpakking van papier, karton of kunststof. Ook het bestek is voor éénmalig gebruik bedoeld.
- Ook als er zitgelegenheid is, wordt er niet aan tafel bediend.
Voor de toepassing van de 10%-regel, zijn deze leveringen van goederen op te nemen in de noemer van de breuk, maar niet in de teller.
Voorbeelden:
- De mobiele bar die enkel dranken verkoopt op festivals, markten.
- Het mobiele karretje dat wafels, dranken, pannenkoeken… verkoopt op festivals, markten…
- De cateraar die enkel bereide maaltijden naar klanten toebrengt of door hen laat ophalen, zonder ooit in bijkomende bediening en andere service te voorzien.
- De slager die voorbereide maaltijden aan klanten levert en/of aanbiedt in de winkel, zonder ooit in bediening of bijkomende service te voorzien.
- De een caféhouder die alleen drank en voorverpakte snacks verkoopt zoals een zakje chips, een verpakte wafel, een bifi-worstje,… U wordt niet beschouwd als een caféhouder die restaurant- en cateringdiensten verstrekt, dus u heeft ook geen GKS nodig.
Bestaat uw horeca-omzet uit ter plaatse genuttigde restaurant- en cateringdiensten, al dan niet gecombineerd met meeneem?
Dan geniet u sinds 2010 de btw-verlaging van 21 naar 12% op ter plaatste genuttigde maaltijden. De GKS – reglementering is op u van toepassing. U moet in januari 2015 voor de eerste keer de 10%-regel toepassen.
Is het resultaat 10% of meer, zal u in de loop van 2015 een GKS moeten installeren in uw zaak. Vanaf dan werkt u voor de rest van uw loopbaan met een GKS in uw zaak, ongeacht de evolutie van uw zakencijfer, tot u de zaak stopzet of uw economische activiteit wijzigt.
Is het resultaat minder dan 10%, dan moet u vanaf 01.01.2015 btw-bonnetjes uitreiken voor de ter plaatse genuttigde maaltijden en bijhorende dranken. U moet tevens elk jaar opnieuw de 10% regel toepassen, om na te gaan of u nog steeds geen GKS nodig heeft.
Let wel op bij het berekenen van de 10%-regel als u ook meeneem aanbiedt. Voor de toepassing van de 10%-regel, zijn de leveringen van goederen op te nemen in de noemer van de breuk, maar niet in de teller. Met andere woorden, de meeneem die u verkoopt aan 6% btw, maken deel uit van de horeca omzet maar niet van de omzet uit catering- en restaurantdiensten.
Voorbeeld 1
U bent een bakker met een verbruikszaal? Dan worden de koffiekoeken, broodjes en gebakjes die u in de verbruikszaal serveert, gezien als restaurantdiensten. Deze moeten worden opgenomen in de teller van de breuk.
In de noemer van de breuk neemt u de totale horecaomzet op. De voeding die u verkoopt in de bakkerij wordt als horeca-activiteit beschouwd. In de noemer komen dus zowel de verkopen in de bakkerij, als de verkopen in de verbruikszaal, inclusief de dranken.
Is het resultaat 10% of meer, moet u een GKS gebruiken voor zowel uw verkopen die ter plaatse worden geconsumeerd als voor de verkopen in de bakkerij.
Bereikt u de 10% niet, dan moet u enkel voor de maaltijden en bijhorende dranken, verschaft in het verbruikssalon, een btw-bonnetje uitreiken. Voor wat u in de bakkerij verkoopt, moet u geen btw-bonnetje uitreiken.
Voorbeeld 2
U baat een cafetaria of feestzaal uit. Men kan bij u feestjes/vergaderingen organiseren. Wanneer u zelf de nodige maaltijden voorziet, of wanneer u hiervoor beroep doet op een cateraar en die kosten doorfactureert aan de klant, verricht u restaurant- of cateringdiensten die u moet opnemen in de teller van de breuk.
Wanneer de cateraar rechtstreeks met de klant handelt, verricht u als uitbater van de zaal geen restaurant- of cateringdienst. U heeft in dit geval dus geen omzet uit maaltijden die u moet opnemen in de teller.
De verhuur van de feestzaal is een horeca-activiteit waarvan de omzet altijd in de noemer moet worden opgenomen.
Als de inkomsten uit deze restaurant- en cateringdiensten minstens 10% van uw totale horecaomzet vertegenwoordigen, zult u een GKS moeten installeren.
Voorbeeld 3
U heeft een meubelzaak. In die meubelzaak is ook een cafetaria waar de klanten een maaltijd kunnen genieten. Voor de berekening van de 10%-regel mag enkel rekening worden gehouden met de totale omzet van de cafetaria en niet met de volledige omzet van de meubelzaak. De meubelzaak is namelijk geen horeca-activiteit.
Uitgaande van minimum 10% omzet uit verbruik ter plaatse in de cafetaria, moet het GKS-ticket dan ook alleen in de cafetaria worden gebruikt en niet in de meubelzaak.
Voorbeeld 4
U geeft kookworkshops. Het geven van kookworkshops is geen restaurant- of cateringdienst, omdat het aspect van lesgeven domineert. Het normale btw-tarief van 21% is van toepassing.
Voor de berekening van de 10%-regel neemt u de kookworkshops dus enkel op in de noemer van de breuk, als een horeca-activiteit.
Bereikt u 10%, dan moet u GKS-tickets uitreiken voor al uw horeca-handelingen, inclusief de kookworkshops.
Indien u de 10% niet bereikt, moet u voor de kookworkshops geen GKS-ticket of btw-bonnetjes uitreiken.
Voorbeeld 5
U bent een caféhouder. In uw café biedt u snacks of maaltijden aan, zoals een bordje salami- en kaasblokjes, een spaghetti, een bordje hapjes,… Dat zijn restaurant- en cateringdiensten. U moet deze activiteiten dan ook in aanmerking nemen voor het bepalen van het aandeel restaurant- en cateringdiensten binnen uw totale omzet. Ook het eten op de occasionele feestjes die u bij klanten op locatie verzorgt, moet u op die manier beschouwen en behandelen
Maken deze activiteiten minstens 10% van uw totale horecaomzet uit, dan moet u een GKS gebruiken en kan u vanaf 01/01/2015 de forfaitaire regeling niet meer toepassen.
Vertegenwoordigen deze activiteiten minder dan 10% van uw totale omzet, dan moet u vanaf 01.01.2015 btw-bonnetjes uitschrijven voor de restaurant- en cateringdiensten.
Wanneer pas ik de 10% regel toe?
In januari 2015 maakt elke horeca uitbater de berekening voor het voorbije kalenderjaar.
Op 1 januari van elk daaropvolgend jaar, maakt elke horeca uitbater die beoogt wordt door de GKS-reglementering en die nog geen GKS gebruikt omdat het tot op heden na toepassing van de 10%-regel niet verplicht was, de berekening voor het voorbije kalenderjaar.
De referentieperiode concreet :
voor een bestaande onderneming
U berekent de 10%-regel over het voorbije kalenderjaar.
Ten laatste twee maanden na het verstrijken van de referentieperiode moet u uw onderneming registreren als het verplicht is een GKS te gebruiken. Uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de referentieperiode moet u een GKS in gebruik nemen.
Voorbeeld
Op 1 januari 2016 past u de 10%-regel toe op de gegevens van het kalenderjaar 2015. Indien u de 10% bereikt, moet u zich ten laatste op 29 februari 2016 registreren. U moet het GKS uiterlijk 31 maart 2016 in gebruik nemen.
voor een starter
De eerste referentieperiode is het resterende gedeelte van het kalenderjaar waarin de activiteit wordt opgestart. Het percentage moet in dit geval door de exploitant geraamd worden. U kunt zich daarvoor baseren op een realistisch businessplan. We raden aan dit ernstig te doen en realistisch te schatten. De administratie kan bij controle ten allen tijde de nodige rechtzettingen doen.
Vervolgens geldt ieder daaropvolgend kalenderjaar als referentieperiode.
Voorbeeld 1
Ik start een horecazaak op 1 juli 2015.
- Op 1 juli 2015 schat ik het percentage voor de periode van 1 juli 2015 tot 31 december 2015.
- Op 1 januari 2016 gebruik ik de werkelijke cijfers van 1 juli 2015 tot 31 december 2015.
- Op 1 januari 2017 gebruik ik de werkelijke cijfers van het kalenderjaar 2016.
Als u start tijdens het laatste kwartaal (vanaf 1 oktober tot en met 31 december) moet u de cijfers van dat kwartaal optellen bij de cijfers van het daaropvolgende kalenderjaar.
Vervolgens geldt ieder daaropvolgend kalenderjaar als referentieperiode.
Voorbeeld 2
Ik start een horecazaak op 1 november 2015.
- Op 1 november 2015 schat ik het percentage voor de periode van 1 november 2015 tot 31 december 2016.
- Op 1 januari 2017 gebruik ik de werkelijke cijfers van 1 november 2015 tot 31 december 2016.
- Op 1 januari 2018 gebruik ik de werkelijke cijfers van het kalenderjaar 2017.
Let op!
Wijzigt u uw economische activiteit naar een horeca onderneming waar restaurant- en cateringdiensten worden verleend, dan wordt u beschouwd als een starter.
bij overname van een zaak
Uw eerste referentieperiode is de laatste twaalf maanden gerealiseerd door de overdrager.
De volgende referentieperiode is het resterende gedeelte van het kalenderjaar waarin de overname plaatsvindt.
Vervolgens geldt ieder daaropvolgend kalenderjaar als referentieperiode.
Voorbeeld 1
Ik neem een horecazaak over op 1 juli 2015.
- Op 1 juli 2015 gebruik ik de werkelijke cijfers van 1 juli 2014 tot 30 juni 2015.
- Op 1 januari 2016 gebruik ik de werkelijke cijfers van 1 juli 2015 tot 31 december 2015.
- Op 1 januari 2017 gebruik ik de werkelijke cijfers van het kalenderjaar 2016.
Als u in het vierde kwartaal een zaak overneemt (vanaf 1 oktober tot en met 31 december) wordt voor de tweede referentieperiode het resterende gedeelte van dit kalenderjaar samengevoegd met het daaropvolgende kalenderjaar. Vervolgens geldt ieder daaropvolgend kalenderjaar als referentieperiode.
Voorbeeld 2
Ik neem een horecazaak over op 1 november 2015.
- Op 1 november 2015 gebruik ik de werkelijke cijfers van 1 november 2014 tot 31 oktober 2015.
- Op 1 januari 2017 gebruik ik de werkelijke cijfers van 1 november 2015 tot 31 december 2016.
- Op 1 januari 2018 gebruik ik de werkelijke cijfers van het kalenderjaar 2017.
Let op!
Neemt u een zaak of een bedrijfsafdeling in zijn totaliteit over, waarbij u als het ware gewoon de activiteit van uw voorganger in zijn totaliteit voortzet, dan wordt u beschouwd als een overnemer.
Hoe pas ik de 10%-regel toe?
Berekening
(Omzet uit restaurant- en cateringdiensten x 100) / Totale omzet van uw horeca-activiteiten = %
De berekening wordt gemaakt met bedragen exclusief btw.
Tellen niet mee voor de berekening van de omzet uit restaurant- & cateringdiensten:
- meeneemmaaltijden
- dranken
Tellen mee voor de berekening van de omzet van uw horeca-activiteiten:
- alle maaltijden: dus zowel ter plaatse genuttigd als meeneemmaaltijden
- alle dranken: dus zowel ter plaatse genuttigd als meegenomen
- alle verkoop van voeding
- alle andere horeca-activiteiten: dus ook alle randactiviteiten die u uitoefent en aanrekent om horeca-activiteiten te kunnen verschaffen.
Bijvoorbeeld de verhuur van een feestzaal, het opzetten en afbreken van een feesttent in een tuin waarin u daarna een feestje catert, de verplaatsingsvergoeding die u aanrekent…
In principe komt dit overeen met het omzetcijfer dat u realiseerde met de verkoop aan het btw-tarief van 12%, gedeeld door uw totale omzetcijfer dat u realiseerde met restaurant en cateringdiensten.
Wat als ik meerdere zaken uitbaat?
Als u onder hetzelfde btw-nummer meerdere horecazaken uitbaat, wordt de 10%-regel berekend per inrichting. Elke inrichting volgt haar eigen regeling op voorwaarde dat ze materieel niet onderling verbonden zijn.
Twee inrichtingen zijn materieel verbonden als klanten zich vrij en zonder het verlaten van het pand tussen de ruimtes kunnen bewegen waarin u uw diverse horeca-activiteiten uitoefent.
Het is dus perfect mogelijk dat u in zaak A een GKS moet gebruiken, en in zaken B en C niet.
Let op!
Heeft u zowel een mobiele als een niet-mobiele inrichting?
Dan zijn ook deze als twee aparte inrichtingen te beschouwen.
Een paar concrete voorbeelden:
voorbeeld 1
U baat een snackbar/frituur uit. Deze twee activiteiten worden onder 1 btw-nummer uitgeoefend, in één visueel ingedeelde ruimte van één gebouw. Er is een gedeelde (koel)toog, en de klanten kunnen zich vrij tussen lokaal A en lokaal B bewegen. De inrichtingen zijn dus materieel verbonden. De 10% regel moet daarom op het geheel worden toegepast.
In lokaal A bevindt zich de frituur waar de klanten hun bestelling aan de toog doen, wachten tot de bestelling klaar is en meenemen naar huis.
In lokaal B bevindt zich de snackbar waar de klanten plaatsnemen en kiezen van de kaart. Ze hebben de keuze uit alles wat klanten van lokaal A kunnen bestellen, met nog een paar bijkomende snacks zoals vol-au-vent; spaghetti… die klanten van de frituur niet kunnen kopen.
De inkomsten uit de snackbar zijn, restaurantdiensten en vertegenwoordigen 10% of meer van uw totale horecaomzet. Die totale horecaomzet omvat zowel de inkomsten van de frituur als de snackbar omdat deze inrichtingen materieel verbonden zijn.
Bijgevolg zult u in de toekomst een GKS moeten gaan gebruiken. Een GKS moet worden gebruikt voor alle horeca-activiteiten, dusvoor zowel de snackbar als de frituur.
voorbeeld 2
U baat een brasserie/ bar uit. Beide activiteiten vinden in hetzelfde gebouw plaats en onder één btw-nummer. In de ene helft van het gebouw is de bar/lounge, waar enkel wat kan worden gedronken. In de andere helft van het gebouw is de brasserie waar restaurantdiensten worden aangeboden. Beide delen van het gebouw zijn fysiek van elkaar gescheiden en beschikken elk over een aparte klanteningang. Ze delen wel de toog en de keuken. De klanten moeten het gebouw verlaten om tussen de ruimtes te wisselen.
Aangezien de inrichtingen als niet materieel verbonden worden beschouwd, moet u de 10%- regel per activiteit toepassen. Waarschijnlijk zult u een GKS moeten gebruiken in de brasserie, maar niet verplicht zijn tot het gebruik van een GKS in de lounge.
voorbeeld 3
U bent een ijsbereider. U biedt uw ijsjes aan in een verbruikssalon. Als het goed weer is, rijdt u ook rond met een mobiel ijskarretje.
U moet de 10 %-regel dus tweemaal toepassen. Eenmaal voor het verbruikssalon en eenmaal voor het ijskarretje. Voor de verkopen via het ijskarretje heeft u waarschijnlijk geen GKS nodig, aangezien deze in principe als leveringen kunnen worden beschouwd en er normaliter geen verbruik ter plaatse plaatsvindt.
Voorbeeld 4: stopzetting mobiele frituurwagen
U baat enerzijds een frituur uit waar ter plaatse maaltijden gegeten kunnen worden. Anderzijds baat u ook een mobiele frituur uit waarmee u op markten, brasserieën… gaat staan of die kan worden ingehuurd voor trouwfeesten, communiefeesten…
De mobiele en niet-mobiele frituren moeten als afzonderlijke inrichtingen worden beschouwd. De 10 %-regel moet voor beide inrichtingen afzonderlijk worden berekend. In de niet-mobiele frituur waar ter plaatse maaltijden kunnen worden gegeten, zou de 10 % kunnen worden bereikt waardoor u een GKS in gebruik moet nemen. Indien de 10 % niet wordt bereikt, moet de 10 %-regel jaarlijks worden toegepast om te controleren of de 10 %-drempel niet werd overschreden voor de voorbije referentieperiode. De mobiele inrichting bereikt de 10 % waarschijnlijk niet (zie vraag over frituren) waardoor u er geen GKS voor moet gebruiken.
Op een bepaald moment beslist u de mobiele frituur te verkopen. U heeft echter nog lopende contracten. U verhuurt deze standplaatsen op markten en private feesten aan een andere uitbater van een mobiele frituur, waarvoor u een commissie ontvangt.
Indien u tijdens de referentieperiode een bedrijfsmiddel heeft verkocht, mag u de inkomsten van deze verkoop niet mee opnemen in de totale omzet gerealiseerd door horeca-activiteiten. Ook in de omzet van de restaurant- of cateringdiensten hoort deze handeling niet thuis. Dit is een uitzonderlijke handeling. Deze opnemen in de berekening van de 10 %-regel zou een vertekend beeld geven van uw activiteit.
U heeft nu maar één inrichting meer waarvoor u de 10 %-regel moet toepassen, namelijk de niet-mobiele inrichting. De ontvangen commissiegelden zijn geen restaurant- of cateringdiensten en moeten dus niet in de teller van de breuk worden opgenomen. Het zijn echter wel horeca-activiteiten die in de noemer van de breuk moeten worden opgenomen.
Wat met gemengde activiteiten, waaronder horeca, onder één btw-nummer?
De GKS-reglementering heeft enkel betrekking op uw horeca-activiteiten. Als u onder uw btw-nummer zowel horeca- als andere activiteiten uitvoert, moet u:
- de omzet van uw horeca-activiteiten groeperen
- de omzet van uw niet-horeca-activiteiten groeperen
- de 10 %-regel toepassen op de omzet van uw horeca-activiteiten, om na te gaan of u een GKS moet gebruiken of met btw-bonnetjes zult moeten werken
Voorbeeld
Tijdens de week levert u poetsdiensten aan derden. Tijdens het weekend organiseert u kookworkshops en levert u cateringdiensten.
Eerst bepaalt u uw omzet uit uw horeca-activiteiten. In dit geval zijn dat uw cateringactiviteiten en de kookworkshops.
Kookworkshops zijn horeca-activiteiten, maar omdat het lesgevend aspect doorweegt, wordt het doorgaans niet als een restaurant- of cateringdienst beschouwd. Voor de kookworkshops is dan ook het btw-tarief van 21 % van toepassing.
U zult dus de 10 %-regel moeten toepassen op de omzet die u genereert uit de cateringdiensten, gedeeld door de omzet van de cateringdiensten én de workshops.
Blijkt daaruit dat u minstens 10 % haalt, dan zult u een GKS-ticket moeten afleveren aan uw klanten voor uw horeca-activiteiten. Haalt u minder dan 10 %, zult u een btw-bonnetje of een factuur aan uw klant moeten bezorgen.
Hoe pas ik het GKS toe voor mijn periodiek gebonden horeca-activiteiten?
De regelmaat waarmee u uw activiteiten uitoefent, speelt geen enkele rol.
Horecazaken die enkel in het weekend open zijn, moeten de 10 %-regel op dezelfde manier toepassen als horecazaken die continu open zijn. Dezelfde regel geldt voor horecazaken die seizoensgebonden werken en bijvoorbeeld enkel in de zomermaanden open zijn.
Voorbeeld
Een camping is het hele jaar door geopend en stelt terreinen ter beschikking om te kamperen. De cafetaria op het terrein is gesloten in de winter. Tijdens het voor- en najaar opent de cafetaria enkel in het weekend de deuren. In de zomer is ze elke dag geopend.
De omzet uit restaurant- of cateringdiensten verschaft in de cafetaria moet worden gedeeld door de totale omzet gerealiseerd door horeca-activiteiten, en dit over de van toepassing zijnde referentieperiode. Er moet dus geen rekening worden gehouden met bijzondere openingstijden.
De verhuuractiviteit op de camping is dan weer geen horeca-activiteit. De omzet uit de verhuur moet dus nergens worden opgenomen in de breuk.
Indien de 10 % wordt bereikt, moeten enkel tickets van het GKS worden uitgereikt in de cafetaria, en niet voor de verhuuractiviteit.
Wat verandert er voor mijn zaak waar enkel lichte maaltijden worden geserveerd?
Indien u momenteel enkel zogenaamde “lichte maaltijden” serveert, hoeft u geen controledocument uit te reiken. Deze tolerantie, opgenomen in punt 18 van de Aanschrijving 6/1999, vervalt op 01.01.2015.
De 10%-regel is dan ook van toepassing op uw zaak.
Besluit u in 2014 vrijwillig een GKS in uw zaak te installeren, dan vervalt deze regeling de dag dat het GKS in uw zaak wordt geactiveerd.
Als u de 10% niet bereikt, moet u vanaf 01.01.2015 een btw-bonnetje uitreiken voor de ter plaatse verbruikte maaltijden en de daarbij genuttigde dranken. Elk jaar opnieuw past u de 10%-regel toe.
Bereikt u 10%, dan moet u een GKS gebruiken voor al uw horecahandelingen. Voor het tijdsinterval tussen 01.01.2015 en de effectieve installatie van een GKS in uw zaak, kan u als overgangsmaatregel nog verder gebruik maken van de tolerantie inzake de lichte maaltijden.
Ik ben friturist. Hoe zit het met mij?
U bent een 100% meeneem-frituur
Voor u verandert er niets. U geeft vandaag geen btw-bonnetjes aan uw klanten omdat u enkel leveringen verricht.
Ook na 01.01.2015 moet u geen btw-bonnetjes of GKS-tickets aan uw klanten uitreiken, omdat uw verkopen beschouwd worden als leveringen van goederen. Hiervoor geldt trouwens het btw tarief van 6%.
Omdat u geen btw-bonnetjes of GKS-tickets moet uitreiken, kan u ook in de toekomst gebruik maken van het forfaitair belastingregime.
Belangrijk om te weten:
In sommige situaties kunnen klanten hun maaltijd ter plaatse consumeren, maar wordt het toch beschouwd als een levering van goederen waardoor u toch als een 100% meeneem-frituur wordt beschouwd.
Ter plaatse genuttigde maaltijden worden namelijk niet beschouwd als restaurantdiensten maar als leveringen van goederen als volgende voorwaarden samen voldaan zijn:
- De verkochte spijzen en dranken kunnen enkel worden genuttigd in open lucht. Het nuttigen onder een luifel, uitklapbaar dak of eender welke afscherming die niet volledig gesloten is, wordt beschouwd als “in open lucht”.
- De verkochte spijzen en dranken zijn standaardproducten en bereidingen binnen uw activiteitenniche. Zo zijn frietjes, frikadellen en loempia’s bereid in het frituurvet, typische producten voor de frituursector. Een croque monsieur met frietjes is dat daarentegen niet. De bereiding gebeurt voortdurend of op regelmatige basis.
- De dranken en spijzen worden enkel aangeboden in een voor éénmalig gebruik bestemde houder of verpakking van papier, karton of kunststof. Ook het bestek is voor éénmalig gebruik bedoeld.
- Ook als er zitgelegenheid is, wordt er niet aan tafel bediend.
Voorbeeld: u baat een klassieke frietbarak uit met een luifel en twee zijdelingse windschermen om uw klanten tijdens de bestelling maximaal te beschutten tegen de weerselementen. Als het mooi weer is, zet u soms een picknicktafel of enkele statafeltjes op het tegenovergelegen stukje gras en kunnen de klanten daar hun frietjes opeten. Zolang u er op toeziet dat bovengenoemde 4 voorwaarden steeds voldaan zijn, bent u te beschouwen als een 100% meeneemfrituur die geen btw-bonnetjes of GKS-tickets moet uitreiken, omdat u goederen levert, en geen restaurantdiensten.
U heeft een gemengde zaak: meeneem en verbruik ter plaatse
Dan valt u onder de GKS-regelgeving.
Dat betekent dat u de 10%-regel moet toepassen om te bepalen of u hetzij btw-bonnetje, hetzij GKS-tickets moet uitreiken. De tolerantie van punt 19 van de aanschrijving nr. 6/1999 (waardoor u geen btw-bonnetjes moest uitreiken, indien aan bepaalde voorwaarden werd voldaan), vervalt op 01.01.2015.
Is het resultaat minder dan 10, dan moet u vanaf 01.01.2015 btw-bonnetjes uitreiken voor de ter plaatse genuttigde maaltijden en bijhorende dranken.
Is het resultaat van de 10% regel minstens 10, dan moet u vanaf 01.01.2015 GKS-tickets uitreiken voor alle horeca-handelingen.
U zult zich moeten registreren via de online applicatie op deze website. U krijgt dan van ons de uiterlijke datum waarop het GKS in uw zaak actief moet zijn.
Werkt u momenteel met vergunning Aanschrijving 6/1999 of ET 103.592 waardoor u het btw-bonnetje vervangt door een ticket van een kasregister? Dan mag u verder werken met deze vergunning tot op de uiterlijke datum waarop het GKS geactiveerd moet zijn.
Van zodra u uw GKS activeert, moet u alles wat u verkoopt intikken op het GKS, zowel de meeneemverkopen als het verbruik ter plaatse.
Let wel op bij het berekenen van de 10%-regel.
Ter plaatse genuttigde maaltijden worden niet beschouwd als restaurantdiensten maar als leveringen van goederen als aan volgende voorwaarden samen voldaan zijn:
- De verkochte spijzen en dranken kunnen enkel worden genuttigd in open lucht. Het nuttigen onder een luifel, uitklapbaar dak of eender welke afscherming die niet volledig gesloten is, wordt beschouwd als “in open lucht”.
- De verkochte spijzen en dranken zijn standaardproducten en bereidingen binnen uw activiteitenniche. Zo zijn frietjes, frikadellen en loempia’s bereid in het frituurvet, typische producten voor de frituursector. Een croque monsieur met frietjes is dat daarentegen niet. De bereiding gebeurt voortdurend of op regelmatige basis.
- De dranken en spijzen worden enkel aangeboden in een voor éénmalig gebruik bestemde houder of verpakking van papier, karton of kunststof. Ook het bestek is voor éénmalig gebruik bedoeld.
- Ook als er zitgelegenheid is, wordt er niet aan tafel bediend.
Voor de toepassing van de 10%-regel, zijn deze leveringen van goederen op te nemen in de noemer van de breuk, maar niet in de teller.
Wij zijn een bedrijfsmesse. Wat verandert er voor ons?
Een onderneming kan vrijgesteld worden van het uitreiken van een controledocument in het bedrijfsmesse voor zover de volgende voorwaarden samen vervuld zijn:
- De activiteit van de onderneming is een andere activiteit dan de horeca-activiteit
- Het bedrijfsmesse is slechts toegankelijk voor personeelsleden van de onderneming en eventueel voor het personeel van een gelieerde onderneming. In zeer beperkte mate mogen genodigden ook gebruik maken van het bedrijfsmesse (de genodigden mogen maximum vijf procent van de omzet exclusief btw van het bedrijfsmesse uitmaken).
- Het bedrijfsmesse is enkel toegankelijk tijdens de werkuren.
De tolerantie is enkel van toepassing op de relatie tussen een onderneming en haar personeel
Wat verandert er voor de traiteurs?
U geniet sinds 1 januari 2010 van de btw-tariefverlaging. Daarom moet u in januari 2015 en elke januarimaand van de daaropvolgende jaren de 10%-regel toepassen.
Is het resultaat 10% of meer, dan moet u een GKS gebruiken.
Bereikt u geen 10%, dan moet u een btw-bonnetje uitreiken aan de klant.
Het is belangrijk te weten dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen cateringdiensten en het leveren van maaltijden.
We spreken van een levering als de klant de maaltijd komt afhalen of als u de maaltijd bij de klant levert zonder bijkomende diensten.
De omzet uit leveringen telt niet mee als omzet uit restaurant- of cateringdiensten voor de berekening van de 10%-regel. De omzet van de leveringen telt wel mee om de totale omzet te bepalen die wordt gerealiseerd door horeca-activiteiten.
Dit in tegenstelling tot de cateringdiensten, die zowel behoren tot de omzet uit restaurant- en cateringdiensten als tot de omzet uit horeca activiteiten.
Voorbeeld
U bent een slager. Daarnaast verzorgt u ook de maaltijden op feestjes en andere gelegenheden. Omdat u cateringdiensten verricht, is de 10%- regel ook op u van toepassing.
De voeding die u in uw slagerij verkoopt, beschouwen we als horeca-activiteit. Dat maakt dat uw verkopen in de slagerij moeten worden opgenomen in uw totaalomzet uit horeca-activiteiten.
Om de 10% regel toe te passen, berekent u dus de omzet van al uw cateringdiensten. U deelt dit bedrag door uw totale horecaomzet. Die bestaat uit al uw verkopen in de slagerij en uw cateringdiensten.
Is het resultaat 10% of meer, dan moet u een GKS gebruiken voor alle transacties, ook deze in de slagerij.
Bereikt u de 10% niet, moet u enkel voor de verleende restaurant- en cateringdiensten een btw-bonnetje uitreiken aan uw klant.
Ik ben hotelier. Hoe zit het met mij?
Voor de hotels maken we een onderscheid tussen twee activiteitenclusters.
Activiteitencluster 1 : de hotelactiviteiten
De cluster omvat het verschaffen van gemeubelde logies aan hotelgasten en kan gepaard gaan met het verschaffen van spijzen, dranken of bijkomende diensten van allerlei aard, die verrekend worden via de globale hotelrekening.
Binnen deze cluster blijft de oude regeling van toepassing op VOORWAARDE dat deze handelingen allemaal verrekend worden via de globale hotelrekening.
De 10%-regel kan dus nooit toegepast worden in de eerste activiteitencluster. Hoewel het u natuurlijk vrij staat ook voor deze cluster gebruik te gaan maken van een GKS.
Indien u zich beperkt tot de handelingen in deze cluster, én die steeds worden opgenomen op de hotelrekening, kunt u het papieren btw-bonnetje vervangen door een ticket dat aangemaakt werd door het kasregister zoals bedoeld in de beslissing ET 103.592.
Voorbeeld 1
Een hotelgast betaalt via zijn globale hotelrekening twee maaltijden : zijn maaltijd en één van een niet-hotelgast die hij had uitgenodigd. Beide maaltijden worden behandeld volgens de regels van de eerste activiteitencluster.
Voorbeeld 2
Een hotelgast verbleef één nacht in uw hotel en nodigde een derde uit om met hem in het hotel te dineren. Alle kosten werden op het kamernummer geboekt. Het is echter niet de hotelgast die de rekening betaalt. De factuur wordt opgestuurd naar de werkgever, in dit geval de werkelijke klant van het hotel. Deze factuur ter vervanging van het btw-bonnetje zal enkel worden aanvaard als de factuur zo snel mogelijk na het uitchecken, wordt verzonden naar de opdrachtgever.
Activiteitencluster 2 : andere dan hotelactiviteiten
Dit zijn alle reca-activiteiten die niet via de globale hotelrekening worden verrekend.
Binnen deze cluster moet u de 10%-regel toepassen om te bepalen of u gebruik moet maken van hetzij btw-bonnetjes, hetzij een GKS. Hiervoor past u volgende breuk toe:
Teller
De restaurant- en cateringdiensten, maaltijden inbegrepen, worden verstrekt aan :
- niet-hotelgasten
- hotelgasten indien de diensten niet zijn opgenomen in de globale hotelrekening
Noemer
De totale omzet gerealiseerd door reca-activiteiten.
Let op!
Maken geen deel uit van de noemer: de handelingen van de eerste activiteitencluster
Is het resultaat minder dan 10%, dan blijft de oude regeling van toepassing. U moet met andere woorden voor het verschaffen van maaltijden, een btw-bonnetje of een vervangende factuur uit reiken op het tijdstip waarop de dienst is voltooid.
Een kassasysteem met een oude vergunning Aanschrijving 6/1999 of ET 103.592 ter vervanging van de papieren btw-bonnetjes is niet meer mogelijk !
Is het resultaat 10% of meer, dan moet u een GKS gaan gebruiken voor alle handelingen binnen deze cluster. Het GKS-ticket overhandigt u aan de klant op het ogenblik dat de dienst is voltooid. Een factuur kan het GKS-ticket nooit vervangen.
Eens men een GKS gebruikt, moet men alle handelingen verricht voor niet-hotelgasten, hierin opnemen.
In principe komt de berekening van de 10%- regel, binnen de tweede activiteitencluster, voor u op het volgende neer:
(Bedrag opgenomen in rooster 2 van de btw-aangifte, zijnde de som van alle verkopen aan 12% btw die verrekend werden via de globale hotelrekening).
Gedeeld door de totale omzet van de tweede activiteitencluster.
Voorbeeld 1
Een hotel heeft een restaurant en een bar die toegankelijk zijn voor niet hotelgasten. Bij toepassing van de 10%-regel, blijkt dat deze drempel gehaald wordt. Concreet betekent dit dat het GKS moet gebruikt worden in de bar en in het restaurant. Deze behoren immers tot de 2e activiteitencluster. In de hotellobby waar de rekeningen van de hotelgasten worden opgemaakt, is echter geen GKS nodig omdat die activiteit behoort tot de eerste activiteitencluster.
Voorbeeld 2
In het hotel wordt ook wellness aangeboden.
Alles wat via de globale hotelrekening wordt afgerekend, behoort tot de eerste activiteitencluster. Hiervoor geldt de regeling van de eerste activiteitencluster, zoals eerder omschreven.
Voor de tweede activiteitencluster berekent u de 10%-regel. U deelt hiervoor de restaurant- en cateringdiensten die niet via de globale hotelrekening werden verrekend door de totale horeca-omzet. De wellness-activiteit is geen horeca-activiteit en moet dus nergens in de breuk worden opgenomen.
Voorbeeld 3
U beschikt over een hotel met bijbehorend restaurant, waar zowel gasten als externen kunnen komen eten. In het restaurant staat een GKS, aan de hotelbalie niet. Gast A komt ‘s avonds eten in gezelschap van mijnheer X, een vriend die niet in het hotel verblijft. Aan het einde van de maaltijd besluit Gast A dat hij de maaltijd via de hotelrekening wil verreffenen. Zijn vriend betaalt zijn deel.
Indien u reeds voor de invoering van het GKS over een kassasysteem beschikte in uw restaurant, is de kans groot dat uw kassasysteem gekoppeld was aan de facturatiesoftware voor het hotel. Ook onder het GKS blijft die mogelijkheid bestaan. U kunt de tafel splitsen: één deel “boekt u door” op een kamerrekening, het andere deel resulteert in een GKS-ticket voor de bezoeker. De boeking “op kamer” resulteert binnen het GKS in de aanmaak van een pro-forma-ticket, waarvan de relevante gegevens worden bijgehouden in de fiscale data module. Bij een eventuele controle kunt u dit perfect matchen met de globale hotelrekening, waarop de bewuste maaltijd zal zijn vermeld. Deze werkwijze wijkt in niets af van de huidige werkwijze.
Ik run een B&B. Hoe zit het met mij?
U volgt de regeling van hotelliers
Vallen zaken die ten gevolge van toepassing van artikel 44 vrijgesteld zijn van btw, ook onder de GKS-regelgeving?
Zaken die aan de voorwaarden van artikel 44 van het btw-wetboek voldoen, zijn vrijgesteld van btw. De GKS-regelgeving is voor u niet van toepassing. U kunt dus verder werken zoals voorheen. Let er wel op dat u ten allen tijde voldoet aan de voorwaarden die door artikel 44 worden opgelegd.
Concreet
Als uw school- of ziekenhuiscafetaria momenteel een vrijstelling geniet volgens artikel 44 omdat u alle voorwaarden daartoe vervult, werkt u verder zoals u dat gewoon bent.
Dit in tegenstelling tot school- en ziekenhuiscafetaria’s die geen vrijstelling volgens artikel 44 genieten. Zij zullen een GKS moeten installeren als de 10%-drempel bereikt wordt. Indien niet, worden btw-bonnetjes uitgereikt aan de klant en ingeschreven in het dagontvangstenboek.
Didactische restaurants die openstaan voor publiek en commercieel worden geëxploiteerd moeten de 10% regel toepassen.
Wat met mijn verkoopautomaten?
De verkoop van voeding en drank via automaten is geen restaurant- en cateringdienst.
Het is wel een horeca-activiteit waarvan de omzet moet worden opgenomen in de noemer van de breuk om de 10 %-regel toe te passen.
Indien de 10 % wordt bereikt, moeten er in principe GKS-tickets worden uitgereikt voor alle horeca-activiteiten. Om praktische redenen moeten er echter geen GKS-tickets worden uitgereikt voor de verkopen via de automaten.
Wat met het GKS op internationale transportmiddelen zoals trein, boot, vliegtuig?
Omwille van de praktische redenen, moeten er geen kastickets van een geregistreerd kassasysteem worden uitgereikt aan boord van een vliegtuig. Ook aan boord van een schip of trein ingezet voor internationaal passagiersvervoer moeten er geen kastickets van een geregistreerd kassasysteem worden uitgereikt.